
Smits vertrok als twintigste motorrijder, maar zelfs in die positie waren de duinen van Fiambalá al moeilijk. “Er zijn dan al auto’s en trucks overheen geweest en dan is alles los gereden”, vertelt Smits vanuit een oud schoolgebouwtje in Fiambalá dat dienst doet als marathonbivak. “Het was ontzettend los zand, met in het zand verborgen stenen. Zo los heb ik het nog niet meegemaakt eigenlijk deze Dakar.”
Zelf had Smits er niet eens zoveel problemen mee, behalve dat het zwaar was. “Ik heb redelijk rustig gereden, zodat ik goed kon kijken waar ik heen moest en welke lijnen ik moest rijden. Dat ging best goed, totdat ik bij een jongen kwam die gevallen was. Hij had veel pijn. Ik heb hem gestabiliseerd en voor verkoeling gezorgd en op de knop gedrukt voor de helikopter. Het duurde vrij lang voordat die er was. Ik heb nog geholpen die man op de brancard te leggen en de helikopter in te krijgen. Toen ik daarna weer verder ging, waren het ritme en de zin eruit.”
In het laatste deel van de proef moest Smits nog stoppen om een stukje gaas uit zijn voorwiel te peuteren. “Doordat dat er tussen was komen te zitten, deed mijn voorrem het niet. Dat is toch niet zo fijn. Die heb ik moeten repareren. Al met al was het dus een mindere dag dan anders.”
Smits gaf anderhalf uur toe op de snelste motorrijders en kwam met de 35ste tijd aan de finish. De motorrijders blijven daar voor hun tweede marathonbivak, waarvandaan ze vandaag de twaalfde etappe in gaan, met nog meer duinen.
